‘De bewonerscommissie mocht daar uiteraard ook iets over vinden’.

Ik zit in een ‘informatief overleg’ dat ook bedoeld is als ‘kennismaking’. Het onderwerp is de renovatie van de flat. Bijeengekomen zijn diverse afgevaardigden van de Woningcorporatie; het Stadsdeel; een ‘Hulporganisatie voor kwetsbaren’, mijn eigen Bewonerscommissie en een nieuwe eend in de bijt: de lokale Buurtbelangenvereniging.
De uitspraak hierboven komt van de Projectbegeleider van de woningcorporatie. Zijn collega de Projectontwikkelaar heeft tot dat moment aan de 3 vertegenwoordigers van Buurtbelangen verteld over het lange voortraject van de renovatie. Dat in hun ogen al ver voor 2019 begonnen is: met afgeblazen plannen voor een herinrichting van de straat en een gedeeltelijke sloop. En een ‘daaropvolgende’ stukgelopen ‘uitruil van de flat’. Ze weten het te brengen als tekst op een glossy reclame-folder.
Termen als ‘toekomstgericht’, ‘verbeteringen’ en ‘circulair’ komen voorbij. Ze zijn er trots op dat er is nagedacht over een woonconcept voor de flat. En een woonconcept voor de wijk. Hun plannen zijn groots en goed; balsem voor de stad – als je ze zo hoort. Volledig afgestemd op de behoefte van alle bewoners in de buurt. Ze hebben het nog net niet over een win-win-win situatie, maar stralen van barmhartige goede wil en goede bedoelingen.
Ik luister en kijk en zeg maar niets. En vraag me af wat er op mijn gezicht te lezen is. Ik heb mijn gezicht niet altijd helemaal in de hand, ook al omdat ik het niet meer zo hard probeer tegenwoordig.
Mijn gedachten dwalen even af
Hoe lang zit ik nu eigenlijk al in de bewonerscommissie? Ik weet het niet, maar kan bewijzen dat ik er in 2014 al bij ben. Toen al was het oud nieuws dat de gedeeltelijke sloop van de flat niet door zou gaan. Ook weet ik niet anders dan dat de bewonerscommissie aan het aandringen is geweest op de aanpak van achterstallig onderhoud. Een situatie die zo uit de hand aan het lopen was, dat we ons toen al afvroegen of een renovatie niet slimmer zou zijn. De corporatie stond er niet voor open. De mogelijke uitruil van de flat enkele jaren later, leek zelfs iets dat met beide handen werd aangepakt om even af te zijn van dat gezeur over onderhoud of renovatie.
In de presentatie van vandaag klinkt dit natuurlijk heel anders.
Buurtbelangen vertelde in het rondje voorstellen, dat zij al 25 jaar met de gemeente aan tafel zit over bewonersparticipatie. Is het om deze reden dat de Projectbegeleider opeens vertelt ‘dat de bewonerscommissie ook ergens iets van mocht vinden’? Om zo aan te geven dat er keurig-netjes geparticipeerd is? Is hij geschrokken?
Ik vermoed opeens een ingehouden glimlach op mijn lippen.
Mijn aandacht keert terug
Ik zie een verband met het voorgaande, als de Projectbegeleider opeens half uit zijn stoel opveert en vraagt hoeveel bewoners Buurtbelangen ‘eigenlijk’ vertegenwoordigt. Het voelt aan als een aanval. Er volgt een routinematig half-ontwijkend antwoord. Een nieuwe verbale uitbarsting volgt. Het is alsof ik tennis aan het kijken ben. Buurtbelangen meldt dan tussen de 100 en 150 ‘actieve’ leden te hebben. Zijn dat betalende leden of echt actieve leden? ‘Zit daar verschil in?’ kaatst het terug.
Het wordt duidelijk dat Buurtbelangen een forse club is. Met een groot bewonersgebied en zo te zien vol met bewoners die uit ‘het gegoede deel’ van onze buurt lijken te komen. Type goede opleiding, goed inkomen, goede woning. En: goed bespraakt.
De Projectbegeleider probeert Buurtbelangen klein te laten lijken. Onbelangrijk in dit gesprek. Het lukt niet helemaal. Zij dreigen zelfs subtiel met een rechtszaak. Interessant dit. Ik zie een hoog gehalte van ‘not in my backyard’ bij deze helemaal niet sociaal-zwakke mensen. Die zich misschien wel een hoedje zijn geschrokken van de hoeveelheid sociaal-zwakke mensen in mijn flat. Mijn speciaal voor onderwijzers gebouwde flat, die ooit als best luxe werd gezien en niet eens toegankelijk was zonder onderwijsbevoegdheid. Een flat die nu sociale huur blijkt te zijn, geen enkele isolatie heeft, maar wel vol zit met armlastige, zwakke, en potentieel lastige mensen. Ik interpreteer er lustig op los als ik denk dat dit geen gewenste ontwikkeling is in de ogen van Buurtbelangen.
Ai
Misschien had de buurtvereniging niet helemaal door wie hier nu wonen. Ik weet het niet. Ik weet wel dat ze de bewoners nooit benaderd hebben over de ‘tuin’ (of ‘het plantsoentje’) achter de flat, en het speeltuintje naast de flat – twee zaken waar deze club zich tegenaan bemoeid heeft zonder enige communicatie met, of bewonersparticipatie van, de flatbewoners. We hoorden er pas van toen de plannen al definitief waren.
Het geeft te denken, dit alles. Buurtbelangen nam het belang van ons flatbewoners niet zichtbaar mee, toen de ruimte waaraan wij wonen en waarop wij uitkijken werd besproken en ingedeeld. De woningcorporatie lijkt al blij te zijn dat de bewonerscommissie ergens ‘iets van heeft mogen vinden’. Het stadsdeel is zichtbaar tevreden met een uitgedacht woonconcept dat voor zover ik weet nog nooit met ons als bewoners of als commissie is gedeeld.
Als participatie echt zo belangrijk is, had ik dan niet van al die goede bedoelingen op een eerder moment al iets mogen vinden? Of moeten vinden?
Wíl ik er wel iets van vinden vraag ik me soms af. Wat heb ik er aan als ik ergens iets van vind? Doet mijn mening er toe dan?
Voor je het weet heb ik een andere mening dan de bedoeling is. In dit traject is mij dan ook al meermaals verweten dat ik niet ‘standaard’ ben. Erg onhandig en ongewenst. We leven immers in een democratie. Om echt iets te bereiken, heb je grote overeenstemming nodig. En draagvlak. Afwijkende meningen, daar heb je niets aan, die zijn voor het doorvoeren van plannen, ook als je in een bewonerscommissie zit,
☐ geschikt
☑ ongeschikt.